e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
benauwd en vochtig weer laf (weer): laf (Houthalen) zwoel, drukkend warm (mof, smoel) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
benen (spotnamen) poten: pyt (Houthalen), stokken: i.e. magere, lange benen.  steͅkən (Houthalen) benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)] III-1-1
bengelen bengelen: beͅŋələ (Houthalen), bommelen: bŏmələ (Houthalen) bengelen [ZND B2 (1940sq)] III-1-2
bepaalde hoeveelheid kwak: kwak (Houthalen), slof: (van sigaretten).  slof (Houthalen), trobbel: trobəl (Houthalen) een aantal bij elkaar staande voorwerpen [trobbel] [N 91 (1982)] || een bepaalde hoeveelheid [meuk, zooi, spat, stauw, stoot, slof, stuiken, slodder, schoot] [N 91 (1982)] || een onbepaalde hoeveelheid [kwakkel, kwak] [N 91 (1982)] III-4-4
bergx berg: beͅrx (Houthalen), bergen (mv.): mv.!  bèrrəch (Houthalen) berg [ZND A1 (1940sq)] || berg (bergen) [RND] III-4-4
beroerte beslag: beslaag (Houthalen), beslaag krijgen (Houthalen), beslaag krège (Houthalen) Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, slag). [N 107 (2001)] || een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] III-1-2
beroker domper: dǫmpǝr (Houthalen) Rookverwekkend apparaat ter kalmering van de bijen, dat men met de hand of mechanisch bedient. Hiermee hoeft men niet, zoals bij een gewone tabakspijp, eerst in te ademen. Men kan er oude lappen, surrogaat-tabak, houtwol, droog mos en andere dingen in stoken. De beroker blijft doorsmeulen en wanneer men rook nodig heeft, doet men een paar slagen met de blaasbalg. Er zijn ook berokers die met een veer werken. Wanneer die opgewonden is, kan het apparaat zichzelf enige tijd aanjagen. Het type Vulcan werkt met zo''n veer. [N 63, 77e; N 63, 76b; N 63, 76a; N 63, 73d; Ge 37, 158; monogr.] II-6
berrie ber(ri)g: børǝx (Houthalen), bø̜rǝx (Houthalen), (mv)  bø̜rǝgǝ (Houthalen), karber(ri)g: kē̜ǝrbørǝx (Houthalen) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
beschimmeld beschimmeld: beschimmeld (Houthalen) beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)] III-2-3
beschuit beschuit: məsxøͅ:t (Houthalen, ... ), 1a-m  beschut (Houthalen) beschuit [ZND 21 (1936)] || de beschuit [N 29 (1967)] III-2-3