e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P047p plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnendeksel binnendeksel: benǝdęksǝl (Loksbergen) Tenen traliewerk onder het buitendeksel. Dat voorkomt dat de duiven ontsnappen, als de mand geopend wordt. Zie ook afb. 283. [N 40, 89] II-12
binnendekseldeurtje deurtje: dørkǝ (Loksbergen) Het deurtje in het binnendeksel waar men de duiven één voor één door naar buiten kan halen of in de mand kan plaatsen. Zie ook afb. 283. [N 40, 91; N 40, 92] II-12
binnenkant binnenkant: benǝkant (Loksbergen) De binnenkant van een paar klompen, d.w.z. de rechterkant van de linkse en de linkerkant van de rechtse klomp. [N 97, 29] II-12
binnensmonds praten mommelen: mŏĕmələ (Loksbergen) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
binnenspie klamp: klamp (Loksbergen), tussenplankje: tøsǝplɛŋkskǝ (Loksbergen) De houten spie die tussen het in de heulbank geplaatste paar klompen wordt geslagen. De binnenspie dient om de klompen onderling een evenwijdige stand te geven. Zie ook afb. 239. Vaak wordt de binnenspie als laatste ingeslagen; hij zet dan het geheel van klompen en zetklossen definitief vast. Zie ook het lemma ɛsleutelɛ.' [N 97, 15; A 29a, 6b] II-12
binnenstebuiten averechts: evəregs (Loksbergen), éjəvərèhgs (Loksbergen) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk (krang(s), averechts, auws) [N 86 (1981)] || Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)] III-1-3
bioscoop cinema: senəma (Loksbergen) Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)] III-3-2
bisdom bisdom: bisdom (Loksbergen) Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)] III-3-3
bisschop bisschop: biskop (Loksbergen) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bit gebit: gǝbɛt (Loksbergen) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10