e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte bladluis meelde: miel(j)e (Stokkem) bladluizen III-4-2
zwarte gebreide dameskous sporthoos: sportoase (Stokkem) dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)] III-1-3
zwarte koe zwarte koe: žwartǝ [koe] (Stokkem) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129] I-11
zwarte kraai, kraai kraag: kraag (Stokkem), krōͅx (Stokkem, ... ) kraai [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-1
zwarte nachtschade nachtschade: naxšāi̯ (Stokkem) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5
zwavelstok zwegeltje: zwēgəlkə (Stokkem) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zweep smik: smek (Stokkem), zweep: zwēp (Stokkem) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder smik: smek (Stokkem) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zwellen zwellen: zwellen (Stokkem) zwellen [ZND m] III-1-2
zwemmen zwemmen: z(w)ume (Stokkem), zwĕmmen (Stokkem), zwömme (Stokkem), zwömən (Stokkem) zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [Willems (1885)] III-3-2