e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q086p plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte muts met een strik onder de kin slaapmuts: slōpmeͅts (Eigenbilzen) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje pijpenmuts: pēpəmeͅts (Eigenbilzen) muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met linten lintjesmuts: lentšəsmeͅts (Eigenbilzen) muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met sierkrans en afhangende linten pofmuts: pufmeͅts (Eigenbilzen) muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte vlekken wild haar: wølt hǭr (Eigenbilzen) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
woeker woeker: woeker (Eigenbilzen) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen woelen: woele (Eigenbilzen), wriemelen: vriemele(n) (Eigenbilzen) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] III-1-2
woensdagx goensdag: gunsdig (Eigenbilzen) de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] III-4-4
woest, wild rijden rotsen: Van Dale: I. rotsen, (gew.) 1. rossen; - rondlopen; - 2. ravotten, stoeien.  rotsen (Eigenbilzen) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wol wol: wol (Eigenbilzen) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7