e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wonderen doen wonderen doen: wonder daoë (Gulpen) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen huizeren: hoezeere (Gulpen), nest hebben: ze höbbe e nis (Gulpen), nestelen: nistele (Gulpen), nesten: nesten (Gulpen), wonen: wŏnne (Gulpen) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1, III-4-1
woonwagen woonwagel: woonwagel (Gulpen), woonwagen: woeënwage (Gulpen) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: woaëd (Gulpen) woord [SGV (1914)] III-3-1
worm- en horzelgat angelbout: aŋǝlbø̜ts (Gulpen) Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7] II-10
wormsteek (subst.) worm: wurem (Gulpen), wörm (Gulpen) wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)] III-2-3
wormstekig wormstekig: wörmsjtëëkig (Gulpen, ... ), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones U: zoals in wurm, gud (goot), put (put) wordt ongeveer uitgesproken zoals de \\ in t Engelse woord: the.  wurmsjteëkig (Gulpen, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
worst maken worst(en) maken: wōǝš mākǝ (Gulpen) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstelen worstelen: worsjtele (Gulpen), worstele (Gulpen) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] III-3-2
worstvlees en -vet kleinmaken hakken: hakǝ (Gulpen), malen: mālǝ (Gulpen) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1