e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zang, bussel gelezen aren busseltje: bøsǝlkǝ (Tessenderlo), zang: zaŋ (Tessenderlo) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zanglijster, lijster lijster: linster (Tessenderlo), lɛstər (Tessenderlo), luister: luister (Tessenderlo) lijster [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] III-4-1
zaniken, zeuren nirken: hɛ ka nirə ən (Tessenderlo) Hij kan zaniken (zeuren; tot vervelens toe over hetzelfde praten). [ZND 08 (1925)] III-3-1
zedelijk slecht meisje loopster: loepster (Tessenderlo) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 115 (2003)] III-2-2
zedenpreek sermoen (<fr.): sermoen (Tessenderlo) Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)] III-3-3
zeef zift: zift (Tessenderlo) zeef [ZND 48 (1954)] III-2-1
zeef in de wanmolen zift: zęft (Tessenderlo) De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
zeeg opzet: up˲zęt (Tessenderlo) De schuine stand van het hekken die bereikt wordt door de hekscheien op een bepaalde manier te plaatsen. De windvang van de einden wordt hierdoor vergroot. Zie ook afb. 39. [N O, 2n; N O, 7n; N O, 7p] II-3
zeemlap zeemlap: ziəmlap (Tessenderlo) zeemlap [ZND 08 (1925)] III-2-1
zeep zeep: zi:əp (Tessenderlo), ziejep (Tessenderlo), ziəp (Tessenderlo) Zeep [ZND 03 (1924)], [ZND 04 (1924)] III-1-3