e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L365p plaats=Wijshagen

Overzicht

Gevonden: 834
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
palmboompje palm: paum (Wijshagen) palmboompje (buxus) [ZND m] III-4-3
pand, bed bed: będ (Wijshagen  [(twee en een half tot vijf m)]  ), de volgende opgaven zijn meervoud  będǝ(n) (Wijshagen), pand: pãnt (Wijshagen  [(vijf tot tien m)]  ) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
pantoffel slof: slof (Wijshagen) pantoffel [ZND m] III-1-3
paren van de duiven paren: pā.rə (Wijshagen) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pasgeboren kalf plat kalf: plat [kalf] (Wijshagen) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
penis van de stier schacht: šaxt (Wijshagen) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
perzikkruid platgras: plat˲grā.s (Wijshagen) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
peterselie peterselie: petərsē.li (Wijshagen), pētərsē.li (Wijshagen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peul, dop (znw) hauw: hau (Wijshagen), hauə (Wijshagen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulen, doppen (ww.) uitdoen: ū.i̯dō.n (Wijshagen) [Goossens 1b (1960)] I-7