18342 |
zool van een schoen |
schoenslap:
sjoonslap (Q111p Klimmen),
zool:
zaol (Q111p Klimmen)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32455 |
zoolbeslag |
stuk:
štø̜k (Q111p Klimmen)
|
Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
II-12
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (Q111p Klimmen)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
34620 |
zoom in de huif |
schuif:
šȳf (Q111p Klimmen)
|
Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75]
I-13
|
20189 |
zoon |
zoon:
zoin (Q111p Klimmen)
|
zoon [SGV (1914)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
zawt (Q111p Klimmen)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19222 |
zuchten |
kuimen:
kume (Q111p Klimmen),
zuchten:
zöchte (Q111p Klimmen)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
lemmelen:
lèmmele (Q111p Klimmen),
noeken:
nōēke (Q111p Klimmen),
zuigen:
soeGke (Q111p Klimmen),
zuiken:
zoeke (Q111p Klimmen),
zōēke (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20286 |
zuigfles |
fles:
flesj (Q111p Klimmen),
kinderfles:
de kingerflesj (Q111p Klimmen)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
28181 |
zuigkanaal |
loftkanaal:
lufkanāl (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Verbinding van de hoofdventilator met de uittrekkende schacht. Doordat de hoofdventilator de verbruikte lucht uit de mijn zuigt, ontstaat er een onderdruk in de mijn waardoor de verse lucht door de intrekkende schacht blijft toestromen. [N 95, 209]
II-5
|