34498 |
bevruchten |
vogelen:
foxǝlǝ (P178p Brustem)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voederkot:
vui̯ǝrkǫt (P178p Brustem)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛsǝm (P178p Brustem),
bezem:
be̞ͅsəm (P178p Brustem)
|
bezem [RND] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
ste̞l (P178p Brustem)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
19303 |
bezig zijn |
aan gang zijn:
zen aan gang (P178p Brustem)
|
bezig zijn [ZND 19a (1936)]
III-1-4
|
21270 |
bieden |
bieden:
bījə (P178p Brustem)
|
bieden [RND]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bīēr (P178p Brustem)
|
bier [RND]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
biestmelk:
bismęlǝk (P178p Brustem)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
placeren:
plasęi̯rǝ (P178p Brustem)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|
34345 |
biggen werpen |
kurren:
kørǝ (P178p Brustem)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|