e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

Gevonden: 2360

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baldadig (persoon) uitgelaten: oes"klankwettig in Kerkerade  oes je lose (Vaals) wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)] III-1-4
balorig stoer: sjtoer (Vaals) niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
band reep: rēf (Vaals), ring: reŋk (Vaals) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12
bandschort met borststuk dragerschortsel: met banden over de schouders gedragen ä als in duits Träger  träjoržootsəl (Vaals) zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3
bang schouw: sjuu (Vaals) een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik bange zipfel (<du.): bange tsiebbel (Vaals) iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4
barensweeën ween: wieëns (Vaals) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
barrevoets op de naakse voeten: opə naksə vøs (Vaals) blootvoets [RND] III-1-3
basterd trasmortel trasspijs: tras[spijs] (Vaals) Mortel bestaande uit kalk, tras en zand, volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor grof werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37c] II-9
bazige vrouw oude tang: ouw tsang (Vaals) een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)] III-1-4