e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P118a plaats=Wijer

Overzicht

Gevonden: 888
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stē̜ǝr (Wijer) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Wijer) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool witte kabuis: witte kabijs (Wijer), witte kool: wetə kyl (Wijer), witte keul (Wijer) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)] I-7
witte kwikstaart akkermannetje: akkermenneke (Wijer) kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
wormstekig gemaaid: gemo-ed (Wijer), gestoken: geste-eke (Wijer) wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] III-2-3
wortel wortel: i̯ǫtǝl (Wijer), wǫtǝl (Wijer) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wrijven wrijven: vrijve (Wijer) wrijven [ZND 25 (1937)] III-1-2
wringen wringen: vrenge (Wijer) wringen [ZND 25 (1937)] III-1-2
wroeten wroelen: vrylǝ (Wijer) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] I-12
zaad, zaaigoed zaad: zuǝt (Wijer), zaadgraan: zuǝt˲grɛ̄n (Wijer) Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.] I-4