e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q278p plaats=Welkenraedt

Overzicht

Gevonden: 1023
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaatdoek schotelplag: šōtəlplak (Welkenraedt) zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)] III-2-1
vademen invamen: ẽfẽmǝ (Welkenraedt) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: vader (Welkenraedt), vadər (Welkenraedt), vodder (Welkenraedt) vader; dat is zijn vader [ZND 08 (1925)] || vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
van hoge afkomst van hoge abstammung: cf. VD D-N s.v. "abstammung  van een hoeg abstammung (Welkenraedt) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van veren wisselen muiten: moǝtǝn (Welkenraedt) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vaŋə (Welkenraedt) vangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
varen varen: vare (Welkenraedt, ... ) varen [ZND 08 (1925)] III-3-1
varken varken: vę.rǝkǝ (Welkenraedt), vɛrkǝ (Welkenraedt) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varkenstrog trog: trō ̝x (Welkenraedt), trǫu̯x (Welkenraedt), varkensbak: vɛrǝkǝs˱bak (Welkenraedt) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkensvet smout: smoutt (Welkenraedt) reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)] III-2-3