e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sabbelen fepen: feepe (Leveroy), knauwelen: kna(u)wele (Puth), knaawwele (Maastricht), knauwele (Baarlo, ... ), knauwelle (Neeritter), knawele (Thorn), knawwele (Boukoul, ... ), knawwelen (Bunde), knawələ (Neeroeteren), knāoewele (Roosteren), knowwele (Mheer), knòwele (Nieuwenhagen, ... ), #NAME?  knauwele (Heerlen), op en grasspiertje  knauwelen (Mechelen-aan-de-Maas), knibbelen: knibbele (Kelmis), lebberen: lebbere (Heel, ... ), Zit toch neet d¯n hieëlen aovuntj limmenaat te lebbere  lebbere (Altweert, ... ), lotsen: loetsche (Schaesberg, ... ), loetsje (Kelmis, ... ), sabbelen: sabbele (Baexem, ... ), sebbele (Boeket/Heisterstraat, ... ), tsabbele (Bocholtz), zabbele (Beegden, ... ), zabələ (Smeermaas), zebbele (Hoensbroek, ... ), NB: zoeke = zuigen.  zabbele (Sittard), urges op ~  sabbele (Urmond), sabberen: sabbere (Bokrijk, ... ), sabberen (Weert), sabərən (Achel), zabbere (Boeket/Heisterstraat, ... ), zabberen (Eksel, ... ), zabbərə (Leuken), zabere (Tongeren), zabərə (Achel, ... ), zabərən (Hamont, ... ), zeͅbərə (Hasselt), zjabbere (Beverlo), Verklw. e zabbertje: een snoepje  zabbere (Altweert, ... ), salveren: salvere (Middelaar), slabberen: slabərə (Bree, ... ), smetsen: sjmetse (Ulestraten), smoddelen: smodələ (Kanne), sossen: soͅsə (Genk), sutsen: søtsə (Gingelom, ... ), sətsə (Sint-Truiden), zauwelen: sauwele (Rimburg, ... ), sawele (Meerssen, ... ), zauwele (Guttecoven, ... ), zawele (Neerbeek), zawwele (Boukoul, ... ), zāwwele (Maastricht), figuurlijk betekent het: langdradig spreken  zauwele (Heerlerheide), Vgl. subst. sabbelair.  sauwele (Berg-aan-de-Maas), zeuteren: zûûtere (Klimmen), zeveren: seiveren (Weert), zeevere (Afferden), zeewere (Gemmenich), zeivere (Broekhuizen, ... ), zeivərə (Tongeren), zeveren (Hasselt), zeͅivərə (Lanklaar), zøivərə (Tongeren), zoebelen: soebele (Blerick, ... ), sōēbele (Ottersum), subbele (Susteren), zoebbele (Baarlo), zoebele (Baexem, ... ), zoebéle (Neer), zōēbele (Sevenum), zŏĕbbele (Boukoul), op duum  zoebele (Neeritter), zuigen: zoege (Nuth/Aalbeek), zōēge (Mechelen), zōͅuəgə (Tessenderlo), zuuge (Tegelen), zūūge (Roermond), bocholtz  soege (Bocholtz), zuiken: zauke (Tongeren), zoeke (Bunde, ... ), zoewke (Thorn), zoeëke (Weert), zokə (Val-Meer), zōēke (Haelen), zōēken (Oost-Maarland), zūkə (Kanne, ... ), uurges op ~  zoeke (Oost-Maarland) drinken, sabbelen || sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] || sabbelen, op snoep zuigen || zuigen, sabbelen (op een snoepje) [N 10 (1961)] III-2-3