e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoep borduur: bordy(3)̄r (Houthalen), bərdyr (Mielen-boven-Aalst), dorpel: dröpel (Buggenum), dörpel (Grubbenvorst, ... ), døͅrpəl (Montzen), (Vlak voor de deur).  dölper (Heer), gang: gank is afgeleid van gaanpad  gank (Amby), gats: gats (Lanklaar), kant: kant (Wijchmaal), kānt (Borlo), kant van de baan: mar.: de bomen?; geen stoep aanwezig?  de kaant van de boon (Mechelen-Bovelingen), luif: luif (Dilsen, ... ), luip (Geleen), lujf (Neerharen), lø͂ͅu̯f (Opgrimbie), løͅi̯f (Bunde, ... ), løͅi̯əf (Lanklaar), - voor een huis  luif (Opgrimbie), open plek voor de voorgevel van een huis, tussen gevel en straat. In de kom van een dorp geeft men die naam aan een verlengde euzie van de achterkant van het huis, en aan de daardoor beschutte strook grond.  loejf (Rekem), open plek voor het huis, tussen de voorgevel en de straatgoot  loejf (Rekem), stenen boord aan de voorkant van een huis  loͅwf (Opgrimbie), stenen stoep langs een huis dat met een zijkant aan de straat grenst  luif (Bunde), stoep voor het huis (enkel het deel voor de voorgevel)  luif (Lanaken), pad: pat (Bree), pavei: pauuej? (Epen), paveͅi̯ (s-Gravenvoeren), mar.: = waarschijnlijk pevei-j?  peveij (Mheer), perron: 1. de stoep; -  perron (Welkenraedt), rabat (<fr.): Van Dale: II. rabat (&lt;Fr. geplooide strook), 8. (bouwk.) rand om de voet van een gebouw; - kantstrook in afstekende kleur en ander materiaal langs het verharde wegdek.  rabat (Borgloon, ... ), trabat (Borgloon), trəbat (Riksingen), ə trəbat (Tongeren, ... ), rampe (fr.): ramp (Wijchmaal), schallij: vgl. Sint-Truiden Wb. (pag. 206): schalèè, binnenplaats.  schaléé (Borlo), schelly (Groot-Gelmen), sprong: sjpronk (Eys, ... ), (Bij boerdereijen).  sjpronk (Heek), Van Dale: sprong, 11. stoep.  schprunk (Bingelrade, ... ), sjpronk (Eys, ... ), sjprŏŏnk (Simpelveld), sjprunk (Klimmen, ... ), steen: šteen (Brunssum), steentjes: də stīŋkəs (Paal), steentrap: ongeveer  šteen trappe (Brunssum), steenweg: skinwêg (Thorn), steenweeg (Genooi/Ohé, ... ), steinwêg (Stevensweert), stevəch (Eupen), štēvəx (Welkenraedt), troittoir  steevech (Welkenraedt), steenweggetje: steinweegske (Nederweert), stoep: nə stup (Overpelt, ... ), schtoep (Belfeld, ... ), schtoip (Eijsden), schtop (Lutterade), schtóp (Heer), schtöp (Mheer), sjtoep (Asenray/Maalbroek, ... ), sjtop (Buchten, ... ), sjtŏa͂p (Guttecoven), sjtŏĕp (Baexem, ... ), sjtŏp (Limmel, ... ), sjtup (Herten (bij Roermond)), sjtŭp (Sittard), sjtòp (Ulestraten), sjtób (Sittard), sjtóp (Berg-en-Terblijt), sjtôp (Meerssen), stap (Dieteren), stoep (Afferden, ... ), stop (Borgharen, ... ), stoup (Bree), stōēp (Arcen, ... ), stŏĕp (Genk, ... ), stoͅp (Rekem, ... ), stuep (Venlo), stup (Amby, ... ), stuup (Bree), stūp (Hasselt, ... ), styp (Rosmeer), stòp (Sint-Pieter, ... ), stóp (Geistingen, ... ), (De u kort).  sjtoep (Schimmert), (Mann).  sjtop (Berg-en-Terblijt), (o dof).  sjtop (Ulestraten), (oe kort).  sjtoep (Einighausen), (Zie bl 33).  sjtop (Schinnen), De o van sjlok en andere dergelijke woorden wordt aldus ongeveer gevormd:  sjtop (Schinnen), optrede voor de ingangsdeur van eht huis, in metselwerk of cement  stop (Rekem), vaak was er geen stoep!  stoep (Maasbracht), stoepje: stuupke (Cadier, ... ), traas: traəs (Veulen), trap: trap (Beverlo), trape (Vaals), (ongeveer).  trappe (Brunssum), trottoir: lengs de trottoir (Hoeselt), trabant (Borgloon), trottoir (Bilzen, ... ), trottoit (Heers), trottwaar (Vaals), trotwaar (Valkenburg), trotwar (Veulen), trotwār (Beringen, ... ), trōtwār (Vaals), troͅtwar (Kortessem), troͅtwār (Rosmeer, ... ), troͅtwōr (Borgloon), troͅtwâr (Borgloon), tròtwaar (Genk, ... ), nu  trottoir (Meijel), Stoep wordt niet gebruikt.  trottoir (Bilzen), troittoir  trotwar (Welkenraedt), vroeger waren er geen trottoirs  trottoir (Oirlo), watersteenweg: waitərstiwig (Eksel), zul: søl (Riksingen, ... ), z"l (Sint-Truiden), zyəl (Koninksem), zøl (Sint-Truiden), zø͂ͅl (Sint-Truiden), zøͅl (Heers, ... ), stoep, "zulle  zöl (Sint-Truiden) De straatgoot langs de weg [ZND 24 (1937)] || een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] || een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] || stoep [SGV (1914)], [ZND 07 (1924)], [ZND 12 (1926)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || stoep (niet aan de straat) [ZND B1 (1940sq)] || stoep (voor het huis, langs de straat) [ZND B1 (1940sq)] || stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)] III-3-1