e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vruchtgebruik <omschr.> bladeren hebben van: he het blaajer van dat good/dat hoes (Sint-Martens-Voeren), afpacht: afpacht (Paal), bij het leven: bei ⁄t leeve (Maastricht), bij leven: bie lèève (Geulle), biej lèèvə (Heel), bij leven (Maastricht), blijvend genot: blāvənt gənot (s-Herenelderen), bruikrecht: broekrech (Stein), dooddag: dordag (Jeuk), dooddag eraan hebben: doetdach eraan heubbe (Jeuk), dooddag eraan hebben (Jeuk), doodsdag eraan hebben: de doodsdag eraan hebben (Gorsem), doodsdag hebben: doodsdag həmme (Zepperen), eigendom: eigendom (Heppen), erf: erf (Kwaadmechelen), eͅrf (Herk-de-Stad), erfdienstbaarheid: erfdeensbaarheid (Venlo, ... ), erfpacht: erfpacht (Opitter), (meestal 50 jaar).  erfpagd (Meijel), erfrecht: erfreg (Vlodrop), gebruik: ⁄t gebruuk (Oirlo), gebruiksrecht: gebrauksrecht (Oirlo), genot: genot (Hechtel, ... ), get vermaken: gét vərmaakə (Maastricht), hij heeft zijn leef erin: he het zn lèf tren (Mal), fr. un  he het zn lèf trun (Genoelselderen), klaargebruik: klaargebroek (Moresnet), leef: de leef (Montfort), leefrente: liefrintə (Maastricht), leeftocht: laeftoch (Grevenbicht/Papenhoven), laeftóch (Sittard), laiftocht (Ell), leeftoch (Jeuk, ... ), leeftocht (Echt/Gebroek, ... ), leeftoog (Voort), leftoojt (Mheer), lēēftoch (Schaesberg), liəftoͅx (Gutshoven), lèèftoch (Wijlre), lèèftòg (Guttecoven), lééftòch (Susteren), lêf tocht (Schimmert), Opm. toegift.  de lééftoch (Klimmen), levensgebruik: levensgebruik (Hechtel), levenspacht: levenspacht (Achel), levensrecht: levensrech (Maastricht), levenstocht: levenstocht (Born, ... ), levenstuist: lèvənstoast (Montfort), nutzniessung (du.): notzneesseng (Eupen), op het langste leven: op et langstə leevə (Maastricht), op t langs laeven (Blerick), op ⁄t langste leven (Eksel), pacht: pach (Hasselt), recht bij leven: rèch-bééj-lêêvə (Heerlen), recht van andermans eigendom: recht van andermans eigendôm (Hoensbroek), rente: rent (Sint-Truiden), tocht: toch (Maastricht, ... ), tocht (Beringen, ... ), tochtn (Rotem), toecht (Loksbergen), toegt (Oirsbeek), tog (Waltwilder), togt (Diepenbeek), toog (Sint-Truiden), toot (Kaulille), touch (Wellen), towx (Kortessem), toxt (Borgloon, ... ), tŏĕcht (Loksbergen), tucht (Tessenderlo), tuocht (Lommel), tuxt (Oostham), tòch (Doenrade), tòcht (As), tògt (Lommel), Opm. toegift.  der toch (Klimmen), ps. omgespeld volgens Frings.  toͅxt (Herk-de-Stad), van en hoes of en stuk land  tocht (Mechelen-aan-de-Maas), tuis: taous (Sint-Lambrechts-Herk), toəs (Kaulille), tuis voor het leven: tous vuer ⁄t leve (Itteren), tuist: toast (Montfort), vermaken op het leven: vermake op ⁄t laive (Melick), voor het leven: veur ut léévə (Venlo), vrucht daarvan: vrucht daovan (Rekem), vruchtgebruik: levenslang vruchtgebruik (Sint-Truiden), vrechtgebruik (Dilsen), vreuchgebruik (Sint-Lambrechts-Herk), vreuggebreuk (Maaseik), vreuggebruik (Ulbeek), vreugt-gebrŏĕk (Sevenum), vrichtgebri-jk (As), vriechtgebriek (Niel-bij-As), vruchchəbroek (Kapel-in-t-Zand), vruchgebreuk (Zichen-Zussen-Bolder), vruchgebroek (Eys, ... ), vruchgebruik (Riksingen), vruchgebruëk (Zepperen), vruchgəbroēk (Beesel), vruchgəbrōēk (Epen), vruchtgebreek (Eigenbilzen), vruchtgebriek (Neeroeteren), vruchtgebroeek (Weert), vruchtgebroek (Merkelbeek, ... ), vruchtgebroëk (Sevenum), vruchtgebruik (Achel, ... ), vruchtgebruik van het houis (Sint-Truiden), vruchtgəbrŭŭk (Meijel), vruggebruik (Groot-Gelmen), vruggəbrōēk (Roermond), vrŭch-gebrôêk (Schimmert), vröchgebruuk (Amby, ... ), vröchgəbruuk (Maastricht), vröchtgebroek (Gulpen), vröggebruuk (Maastricht), vrøxgəbrök (Hasselt), vrøxtgəbryk (Hamont, ... ), ⁄t vrucht gebruuk (Eksel), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  vruchtgebrük ? (Tienray) het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)] || het vruchtgebruik [N 21 (1963)] || hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] || vruchtgebruik [N 21 (1963)] III-3-1