25519 |
werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald |
amerenhaak:
ǭmǝrǝhǭk (Q197p Noorbeek),
ǭmǝrǝnhǭk (L372p Maaseik),
amerenijzer:
ǭmǝrǝīzǝr (L432a Koningsbosch),
amerhaak:
ǭmǝrhǭk (L318b Tungelroy),
amerijzer:
ǭmǝrīzǝr (L427p Obbicht, ...
L387p Posterholt,
L318b Tungelroy),
amertenhaak:
ǭmǝrtǝhǭk (L286p Hamont),
amertenjjzer:
ǭmǝrtǝnī.zǝr (Q020p Sittard),
assehaak:
asǝhoǝk (Q180p Mal),
braggelijzer:
brǭǝxǝlīzǝr (Q033p Oirsbeek),
geerd:
gērt (Q003p Genk, ...
L355p Peer),
gɛ̄r (K359p Koersel),
haak:
haak (L372p Maaseik, ...
Q154p Sint-Huibrechts-Hern),
hǭk (Q038p Amstenrade, ...
P176b Bevingen,
Q198p Eijsden,
Q202p Eys,
K314p Kwaadmechelen,
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L299p Reuver),
haakijzer:
hōkīzǝr (Q095p Maastricht),
ijzeren schoep:
ijzeren schoep (L424p Meeswijk),
krabber:
krabber (Q035p Brunssum, ...
P050p Herk-de-Stad,
Q187a Heugem,
Q095p Maastricht,
Q082p Munsterbilzen,
P052p Schulen),
krɛbǝr (L292p Heythuysen, ...
L265p Meijel,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
Q162p Tongeren),
krats:
krats (Q121e Kaalheide),
kratš (Q038p Amstenrade, ...
Q112p Voerendaal),
kratsen:
kratsǝr (Q036p Nuth),
krɛtsǝr (Q121c Bleijerheide, ...
Q203p Gulpen,
Q095p Maastricht,
P176a Melveren,
Q117a Waubach),
krɛtzǝr (Q113p Heerlen, ...
Q121p Kerkrade,
Q204p Wittem),
krikkenhaak:
krekǝnuǝk (Q083p Bilzen),
krom ovenijzer:
kromp ōvǝnīzǝr (L291p Helden),
lang rakelijzer:
laŋk rǭkǝlīzǝr (L291p Helden),
lange priem:
laŋǝ prēm (L269a Hout-Blerick),
ovengeerd:
ōvǝgē̜rt (L289b Leuken),
ōvǝngē̜rt (L371p Ophoven),
ōvǝngē̜ǝt (P178p Brustem),
ovenhaak:
ovenhaak (Q090p Mopertingen, ...
L371p Ophoven),
ǭvǝnhǭk (Q028p Jabeek),
ovenijzer:
hōvǝnīzǝr (L314p Overpelt),
ovenijzer (P197p Heers),
ǭvǝīzǝr (Q035p Brunssum, ...
L163p Ottersum),
ovenkrabber:
uvękrabǝr (Q003p Genk),
ovenschrepel:
ǭvǝšrīǝpǝl (Q030p Schinveld),
ovenshaak:
oǝvǝshǭk (Q193p Gronsveld),
ūvǝshǭk (Q198b Oost-Maarland),
oventrekker:
oventrekker (Q080p Vliermaal),
pook:
pǫwk (P176p Sint-Truiden),
pookhaak:
pōkhǭk (L312p Neerpelt),
rakelgeerd:
rǭkǝlgē̜rt (L289b Leuken),
rakelijzer:
rǭkǝlezǝr (L317p Bocholt),
rǭkǝlē̜zǝr (L414p Houthalen),
rǭkǝlīzǝr (L269p Blerick, ...
L270p Tegelen),
rochel:
rojxǝl (K361p Zolder),
roxǝl (P178p Brustem, ...
P050p Herk-de-Stad,
K361p Zolder),
rochelgeerd:
roxǝlgjāt (P118a Wijer),
roxǝlgērt (L315p Kleine-Brogel, ...
L314p Overpelt,
Q005p Zutendaal),
roxǝlgęjrt (L353p Eksel),
rochelhaak:
roxǝlhāk (L315p Kleine-Brogel),
rǭxǝlǭk (Q012p Rekem),
rochelhout:
roxǝlhǫwt (L315p Kleine-Brogel, ...
L314p Overpelt),
rochelijzer:
roxǝlęjzǝr (L355p Peer),
roxǝlīzǝr (L314p Overpelt),
rǫxǝlīzǝr (Q021p Geleen),
rǭ.xǝlīzǝr (L383p Melick),
rǭxǝlīzǝr (Q018p Geulle),
roede:
rōj (P055p Kermt),
rokelijzer:
rø̜̄kǝlīzǝr (L271p Venlo),
rokkelgeerd:
rikǝlgērt (Q003p Genk),
scheer:
sxē̜r (P177p Zepperen),
sxęjr (P177a Ordingen),
schraapijzer:
šrāpīzdǝr (L292p Heythuysen),
schrepel:
šrīpǝl (Q030p Schinveld),
schup:
šø̜p (Q038p Amstenrade),
stokijzer:
štokīzǝr (Q019p Beek),
trekhaak:
trekhaak (Q168p s-Herenelderen),
trękhǭk (Q193p Gronsveld),
trɛkhaok (K278p Lommel),
trekijzer:
tręjkīzǝr (L377p Maasbracht),
trękē̜jzǝr (Q082p Munsterbilzen),
trękīzǝr (L269p Blerick, ...
L269a Hout-Blerick),
trekker:
trekker (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
vuurhaak:
vȳrhāk (Q095p Maastricht),
zaag:
zęjx (Q121p Kerkrade),
zwoelde:
zweljǝ (Q093p Rosmeer),
zwouw:
zwō (P177p Zepperen),
zwǫw (P197p Heers)
|
Gereedschap om de oven leeg te halen of om het overblijvende vuur in de hoeken te vegen. Dit lemma vertoont inhoudelijk veel over-eenkomst met het lemma ''rakelijzer''. Het is ook mogelijk dat dezelfde handeling geschiedt door een ovendweil of ovenbezem. Zie het lemma ''ovendweil of ovenbezem''. Verschillend soort gereedschap wordt gebruikt voor het leeghalen van de oven. Het kan een haaks omgebogen ijzer zijn met houten heft of een ijzer met vooraan een krul en met een houten handvat of een ijzeren of een houten vierhoekig blad met haaks daar bovenop een steel met handvat. Het kan ook simpelweg een bonestaak zijn die nat wordt gehouden. Een houten werktuig krijgt nogal eens de voorkeur boven een ijzeren, omdat volgens de boeren (Weyns 33) de ijzeren rakelstokken de oventegels te zeer doen slijten. Getuige de woordtypen "zwouw" en "zwoelde" wordt soms de ovenpaal gebruikt. Men moet er rekening mee houden dat een aantal woordtypen boerentermen zijn. Zie afb. 12. [N 29, 11c; OB 2, 2b; OB 2, 2a; N 29, 5b; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|