e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honderd frank honderd frank: 100 frank (Achel) 100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
honger hebben honger hebben: hoŋər heͅmə (Achel), hoͅŋər heͅmən (Achel) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerig: hoŋərex (Achel), hoͅŋərex (Achel) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: hō.neŋ (Achel), hōneŋ (Achel) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingkamer, honingzolder honingzolder: honingzolder (Achel) Bovenste ruimte in korf en kast waar de honing verzameld wordt. Bij korven kunnen afneembare stroringen of kleine opzetkastjes als honingkamer gebruikt worden, terwijl in de kasten bovenin ramen geplaatst worden voor de honingvergaring. Deze honingkamerramen zijn lager dan de broedkamerramen. Ook een tweede broedbak kan als honingkamer functioneren. [N 63, 10h; Ge 37, 22] II-6
hoofd kop: koͅp (Achel, ... ) [N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bol: bōͅl (Achel), kegel: kegəl (Achel), knikker: knekər (Achel) [N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofdaltaar hoogaltaar: hoegaltoar (Achel) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdbalken van de eg [eg]balken: [eg]˱ba.lǝkǝn (Achel) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofdbord kop: kǫp (Achel) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13