e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kinderkleren kinderkleedjes: kendərklejkes (Achel), kinderkleren: kendərklīər (Achel) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderklokje klein klokje: kleͅ kløͅkskə (Achel) De kleine klok die geluid werd voor een gestorven kind, dat de eerste H.Communie nog niet gedaan had. [N 96A (1989)] III-3-3
kinderkoor kinderkoor: kinderkoewer (Achel) Het kinderkoor, jongenskoor of knapenkoor, een zangkoor van kinderen uit de hoogste klassen van de lagere school. [N 96B (1989)] III-3-3
kindermis kindermis: kindermis (Achel) Een kindermis, schoolmis [kiendermis, kingermès, sjoeëlmès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kinderschort met mouwen scholkje: sXøͅlkskə (Achel) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kindje jezus kindje jezus: kiendje jezus (Achel) Het Jezuskind, het kind(je) Jezus, Jezuke. [N 96D (1989)] III-3-3
kinds kinds: kinds (Achel) door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 115 (2003)] III-2-2
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Achel), kinkettinkje: kenkęteŋskǝn (Achel) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinnebak bakkes: bakkes (Achel), kinnebak: kenəbak (Achel, ... ), kinnebak (Achel) Een kinnebak: kaakbeenderen (kinnebak, kinnebakkes, geschaar) [N 106 (2001)] || kinnebak [N 10b (1961)] III-1-1
kinriem neusriem: nø̜̄srim (Achel) Verlenging van de neusriem die onder de kin van het paard doorloopt. [N 13, 24] I-10