e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laatste oordeel laatste oordeel: lèste oordieël (Achel) Het laatste oordeel. [N 96D (1989)] III-3-3
ladderboom leerbalk: liǝrba.lǝk (Achel) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: lāi̯ (Achel), looai (Achel), lade van de tafel: loai van de toafəl (Achel), tafellade: tafellade (Achel), tafəlaoi (Achel), tafelschuif: tafelschuif (Achel) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] III-2-1
laden laden: l˙ǭi̯ǝn (Achel) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lading vracht: vra.xt (Achel) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage herenschoen, molière lage schoen: liəXsXuwŋ (Achel) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage kachel voor de ketel met was of veevoer stoofje: støfkǝ (Achel) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6
lage klomp riemklomp: rim[klomp] (Achel) Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.] II-12
lage klomp? riemklomp: rimkloͅmp (Achel) klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)] III-1-3
laken laken: laken (Achel) Effen of met keperbinding geweven wollen stof, die door volling zulk een dichtheid heeft verkregen, dat men van draden vrijwel niets kan zien, zodat de oppervlakte zich viltachtig voordoet. [N 62, 75f; N 59, 201; MW] II-7