21506 |
liberaal |
liberaal:
des ne liberaal (L282p Achel),
hij is ne liberaal (L282p Achel)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17540 |
lichaam |
lijf:
lif (L282p Achel),
līf (L282p Achel)
|
lichaam [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
macht:
maxt (L282p Achel, ...
L282p Achel,
L282p Achel,
L282p Achel)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
gewrichtsnat:
gəvrextsnoͅət (L282p Achel)
|
lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34032 |
lichtbonte koe |
lichtbont (bijvgl. nmw.):
lextbǫnt (L282p Achel)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b]
I-11
|
25239 |
lichte nevel |
lichte mist:
lichte mist (m.).
lIxtə mIst (L282p Achel)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18571 |
lichte overjas |
gabardine (fr.):
gabərdin (L282p Achel)
|
herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21473 |
lid van een vereniging |
lid:
e͂ lid van de verieniging (L282p Achel),
lid (L282p Achel)
|
Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lidmaat, ledematen:
ledmoͅət (L282p Achel)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17647 |
lies |
dun, de -:
dønə (L282p Achel),
lies:
liəs (L282p Achel),
līs (L282p Achel),
liezen:
lisǝn (L282p Achel),
vang:
va.ŋk (L282p Achel)
|
De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
I-12, I-9, III-1-1
|