34226 |
melken |
melken:
męlǝkǝn (L282p Achel),
mɛ.lǝkǝn (L282p Achel),
mɛlkǝn (L282p Achel)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vø̄.lǝstān (L282p Achel)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
melktanden:
mɛlktān (L282p Achel)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
melkpot:
meͅlkpoͅt (L282p Achel)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
mɛlǝkkɛr (L282p Achel)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34129 |
melkkoe |
melktype:
mɛlktip (L282p Achel)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkspigǝl (L282p Achel)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
meͅləktān (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
bok:
bǫk (L282p Achel)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|