id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34013 | naar links | haar: hār (Achel) | Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.] I-10 |
34014 | naar rechts | hut: hyt (Achel) | Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.] I-10 |
23948 | naaste | naaste: naoste (Achel) | Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23725 | nabidden | nabidden: noabidden (Achel) | Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)] III-3-3 |
24213 | nachtegaal | nachtegaal: nachtegôal (Achel), naxtəgoͅəl (Achel), nâchtegaawl (Achel) | nachtegaal [ZND 39 (1942)] || nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)] III-4-1 |
18609 | nachthemd | nachtkleed: nágtkliəd (Achel), pon: poͅn (Achel), slaapkleed: sloͅpkliəd (Achel) | nachthemd [N 25 (1964)] III-1-3 |
18608 | nachtjapon | nachtkleed: nágtkliəd (Achel), pon: poͅn (Achel), slaapkleed: sloͅpkliəd (Achel) | nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)] III-1-3 |
18607 | nachtkleren | nachtdingen: `t náxtdeyə (Achel) | nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)] III-1-3 |
23772 | nachtmis | nachtmis: naachtmis (Achel) | De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)] III-3-3 |
20138 | nageboorte | nageboorte: noageborte (Achel) | menselijke nageboorte [N 10C (zj)] III-2-2 |