18040 |
ontsteking |
ontsteking:
ontstèking (L282p Achel),
zweer:
zweer (L282p Achel)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik, zweer, (ver)zwering). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
houterig:
hoͅutərex (L282p Achel)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stiǝnbǫk (L282p Achel)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
slechte grond:
slɛxtǝ grōnt (L282p Achel),
slɛxtǝ grǭnt (L282p Achel)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kween:
kwiǝn (L282p Achel),
kwēn (L282p Achel)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
onwèèrdig (L282p Achel)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25176 |
onweerx |
onweer:
onweer (o.).
oͅnwɛər (L282p Achel)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
misselijk:
misselijk (L282p Achel, ...
L282p Achel),
niet goed:
ni recht goewd (L282p Achel),
nie goed (L282p Achel),
nie goeet (L282p Achel),
vuult zich nie goewd (L282p Achel),
niet juist:
ni zjuust (L282p Achel)
|
hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
slievenhier (L282p Achel)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouwtje:
os lieve vrouwke (L282p Achel)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|