e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oogststapel in de schuur tas(t): ta.s (Achel) De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.] I-6
oogvuil (slaper) pips: pips (Achel) Gedroogd vuil in de oogshoeken (slaper, slaap, pups, pips, kodde) [N 106 (2001)] III-1-1
ooievaar ooievaar: ōi̯əvār (Achel) ooievaar (102 bij iedereen bekend; nu verdwenen uit Brabant, behalve uit het noord-westen [N 09 (1961)] III-4-1
oor oor: u.ərən (Achel), uǝr (Achel) oren [RND] || Zie afbeelding 2.1. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oorlel oorlel: oewerlel (Achel), oeërlel (Achel), uərleͅl (Achel, ... ) oorlel, oorlelletje [N 10b (1961)] || Oorlel: afhangend lapje aan de oorschelp ((oor)lel, (oor)lelletje) [N 106 (2001)] III-1-1
oorring oorbel: oorbellen (Achel), oèrbel (Achel), oorbelletje: oerbellekes (Achel), ə paowər oewrbellekes (Achel) een paar oorringen [ZND 40 (1942)] || Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)] III-1-3
oorveeg oorveeg: oerviejg (Achel, ... ), Gewoon  oerveig (Achel, ... ) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Achel) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
oot evie: = wilde haver (...) groeit echter nooit tussen het koren!!  evie (Achel), wilde haver: groeit boven het koren uit, is niet evie.  wilde haver (Achel) oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)] III-4-3
oot, wilde haver evie: ēvi (Achel), wilde haver: wilde haver (Achel), zwaai: zwōi̯ (Achel) Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5