e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasgeboren kalf nuchter kalf: nyxtǝrǝ [kalf] (Achel) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pasklaar in de pas: in de pas (Achel) Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW] II-7
pasmodel maatkleed: mǭtkliǝt (Achel) Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5] II-7
passement sierlint: sīrlēnt (Achel) Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
passen goed passen: het paas goewd (Achel), passen: passen (Achel) Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] III-1-3
pasteitje vid-tje: Syst. Frings  vidēkə (Achel) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastinaak pastenaken: pastenakes (Achel) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): pastoër (Achel) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] III-3-3
pastorie pastorie: pastorij (Achel) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] III-3-3
patates frites friet: Syst. Frings  frit (Achel) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3