23243 |
processie |
processie (<lat.):
processie (L282p Achel)
|
De processie [bronk, persessie, protsessioën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23852 |
processie door het veld |
kruisprocessie (<lat.):
kruisprocessie (L282p Achel)
|
Een processie door het veld, bedeweg, bidweg. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23854 |
processie van maria-hemelvaart |
hemelvaartsprocessie (<lat.):
hemelvaartsprocessie (L282p Achel)
|
De processie die op (zondag na) Maria Hemelvaart wordt gehouden. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23858 |
processiestrooisel |
strooisel:
stroejsel (L282p Achel)
|
Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23861 |
processievaantjes |
vlagjes:
vlegskes (L282p Achel)
|
De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
pryivə (L282p Achel),
pryvən (L282p Achel)
|
proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23930 |
profeet |
profeet:
profieët (L282p Achel)
|
Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19272 |
profiteren |
gebruik maken:
er gebruujk va(n) maken (L282p Achel),
van n occasie gebreujk maken (L282p Achel),
profiteren:
van de gelegenheid profeteeren (L282p Achel)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
pronken:
pronken (L282p Achel),
stoefen:
stoefen (L282p Achel)
|
Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pronkveer:
proͅnkveͅr (L282p Achel)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|