e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheel zien scheel kijken: scheèl kieken (Achel), schijl kieëken (Achel) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)] III-1-1
scheerapparaat scheermachine: schèirmesjien (Achel) Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] III-1-3
scheermes scheermesje: schèirmèske (Achel) Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] III-1-3
schei schei: sxęi̯ (Achel), scheien: sxɛ̄i̯ǝn (Achel) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelftakkenbossen, schelfhorden fascinen: fǝsinǝ (Achel) Boven op de beide balkenlagen van de schelf worden ter vorming van de zoldering (ter afdichting) takkenbossen gespreid. Het gebruik van takkenbossen is bij lange na niet algemeen. Een aantal benamingen die op de gebruikte takjes of roeden duiden, kunnen ook in gebruik zijn voor de schelfhorden als deze van takjes of roeden gevlochten worden. De schelfhorden bestaan uit gevlochten matten van twijgen of uit oude lappen stof. Om de afdichting te verbeteren wordt soms leem of stro gebruikt. [N 4A, 13c; N 4, 70] I-6
schelpkalk hydraulieke kalk: hidrǫlikǝ kalǝk (Achel), waterkalk: wǫwǝtǝrkalǝk (Achel) Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a] II-9
schemeren van de ogen schemeren: sxemərt (Achel), tsxēmərt mex vörduəgə (Achel) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond het vallen van de avond: t vallen van den avond (Achel), schemering: schemering (m.).  sxémərIŋ (Achel), tussen licht en donker: tusschen liegt en donker (Achel), valavond: valôvend (Achel) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
schenkel ijsbeen: ī.zbiən (Achel) schenkel [Goossens 1b (1960)] III-2-3
schenkkan bierkaraf: bierkaraf (Achel), gistkaraf: gistkaraf (Achel), karaf: karaf (Achel) karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1