20664 |
soep |
soep:
Syst. Frings
sup (L282p Achel)
|
Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
soepmarmiet:
grote hoge soepketel voor bruiloften e.d.
sup˂bərmit (L282p Achel)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19518 |
soepketeltje |
bidon:
m.
bədoͅŋ (L282p Achel)
|
keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
suptrin (L282p Achel)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18196 |
sok |
sok:
zoͅk (L282p Achel)
|
sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18338 |
sokophouder |
jarretelle (fr.):
šateͅls (L282p Achel)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo.t (L282p Achel)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
20724 |
soldaatjes |
geharst brood:
Syst. Frings
gəhoͅrst˂ bruu̯ət (L282p Achel)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.ətən (L282p Achel)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldē̜rǝn (L282p Achel)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|