e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenkoolstamppot potage: Syst. Frings  pətɛsi (Achel) Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)] III-2-3
boerenvlaai boerenvlaai: Syst. Frings  būrəvloͅəi̯ (Achel) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwɛləvən (Achel), zwaluw: zwālyu̯ (Achel) boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boete boete: boete (Achel) Boete [de boes]. [N 96D (1989)] III-3-3
boezem boezem: boezem (Achel) boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1995)] III-1-1
boezeroen boezeroen: basəlun (Achel) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bof dikoor: dikoor (Achel, ... ) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 107 (2001)] III-1-2
bok van het rijtuig bok: bǫk (Achel), schei: sxɛi̯ (Achel) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: bukkem (Achel) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: boͅlhuwd (Achel) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3