29989 |
cement |
cement:
sǝmɛ̄nt (L282p Achel)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
30003 |
cement-kalkmortel |
mortel:
mǫrtǝl (L282p Achel)
|
Mortel bestaande uit cement, kalk en zand. [N 30, 37d]
II-9
|
32895 |
cementen strekel |
cementen streek:
sǝmę.ntǝ [streek] (L282p Achel)
|
Houten lat van ongeveer 40 cm., waarop aan beide zijden een laagje cement (amaril) is aangebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 4. Waar het woord(deel) streek of strekel identiek is aan de opgave voor "strekel" in dezelfde plaats, wordt door middel van de notatie (streek) of (strekel) voor de fonetische documentatie verwezen naar het lemma ''strekel''. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 80 en 82]
I-3
|
21539 |
centiem |
halve centiem:
halve centiem (L282p Achel)
|
koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23748 |
christoffelmedaille |
medaille (<fr.):
medoallie (L282p Achel)
|
Een medaille van St. Christoffel in de auto of op de motor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
ciborie (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || Een ciborie, grote kelk met deksel, waaruit de Communie wordt uitgedeeld [tsieboriejoem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22686 |
circus |
tent:
tent (L282p Achel)
|
een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33476 |
cirkelvormig raam |
kijkuit:
kikut (L282p Achel)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
18518 |
colbertjasje |
jas:
jas (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23628 |
collectant |
die met de schaal rondgaat:
die met de schoal rondget (L282p Achel)
|
Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|