e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaihek ingat: enǝgǫǝt (Achel), poort: port (Achel), pǫrt (Achel) Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8
dracht dracht: dracht (Achel) Periode of vlucht waarin de bijen honing en stuifmeel verzamelen. De periode bestrijkt voorjaar, zomer en najaar. Met dracht kan men ook duiden op het resultaat van de vlucht, nl. de honing. [N 63, 48; Ge 37, 84] II-6
drachtig drachtig: draxtex (Achel) [N 3A, 33] I-11
drachtige merrie volle meer: vǫl mē̜.r (Achel) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: rēͅn (Achel) [Goossens 1b (1960)] I-7
drager van het baldakijn hemeldrager: hemeldrager (Achel) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel vaandrig: ?  vaandrig (Achel) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
draven draven: drāvǝn (Achel) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dreef (Achel) een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1
drenzen neulen: neulen (Achel) eentonig, zeurend wenen III-1-4