19656 |
droogdoek, theedoek |
keukenhanddoek:
keukenhanddoek (L282p Achel),
schotelvod:
schotelvod (L282p Achel)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
dryxstǫǝn (L282p Achel),
dryǝxstǭǝn (L282p Achel)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
drucht (L282p Achel)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
20554 |
drop |
suikerpek:
sokkerpèèk (L282p Achel)
|
staaf drop
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
het stofregent:
stofregent.
stoͅfrɛgət (L282p Achel)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droeventros (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
rondkeren:
rontkērə (L282p Achel),
rondsnorren:
rontsnoͅrə (L282p Achel)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18509 |
drukknoop |
luiewijverknoop:
lø̜jǝwīvǝrknuwǝp (L282p Achel)
|
Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW]
II-7
|
19230 |
drukte maken |
beschaar maken:
beschaer maken (L282p Achel)
|
omstand
III-1-4
|
19274 |
drukte, gedoe |
ambras:
ambras (L282p Achel),
beschaar:
cf. Weijnen Et. Dialectwb. p. 15 s.v. "besjaar"= omhaal drukte; cf. Schuermans p. 45 s.v. "beschar"= hetzelfde als bescheer, ophef, pralerij
beschaer (L282p Achel)
|
drukte || hindernis, omstand, drukte, vervelende toestand, twist
III-1-4
|