23781 |
een askruisje halen |
assekruisje halen:
assenkrüske haole (L282p Achel)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20505 |
een borrel drinken |
een drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ienen drinken (L282p Achel),
een pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
iene pakken (L282p Achel),
een potje pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
i putje pakken (L282p Achel)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
cadeau (fr.) doen:
iemed kadau doen (L282p Achel)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜.i̯ (L282p Achel),
ɛi̯ (L282p Achel),
eitje:
ęi̯kǝ (L282p Achel)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
afpellen:
āfpęlǝn (L282p Achel)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
schouwen:
sxǫu̯ǝn (L282p Achel)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
32747 |
een geerakker ploegen |
tippen:
tepǝn (L282p Achel),
tøpǝn (L282p Achel)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
23950 |
een gelofte doen |
gelofte doen:
gelofte doeng (L282p Achel)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34523 |
een haan snijden |
snijden:
snęi̯ǝn (L282p Achel)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
kruuske geven (L282p Achel)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|