23707 |
een kruisje op het brood maken |
een kruisje maken:
een kruuske maken (L282p Achel)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
een kruus maken (L282p Achel)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
dappen (L282p Achel),
graven:
graven (L282p Achel)
|
Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
niet pluis:
hij is ni plujs (L282p Achel)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
(een) snuit trekken:
ən snūwt trekə (L282p Achel),
een snuit zetten:
ən snuət zeͅtən (L282p Achel)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
20178 |
een miskraam krijgen |
miskraam krijgen:
miskroam kriegen (L282p Achel)
|
Een miskraam krijgen (opslagen, omslaan). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33893 |
een naar boven schelend oog |
vlekoog:
vlɛkuǝx (L282p Achel
[(vlek op het rechter oog)]
)
|
[N 8, 90v]
I-9
|
18337 |
een paar sokken |
sokken:
zøͅk (L282p Achel),
zək (L282p Achel)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslǭǝ.n (L282p Achel)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
22809 |
een portret laten maken |
zich laten trekken:
zich ləten trekken (L282p Achel),
zijn portret laten maken:
zie portrêt leuten maken (L282p Achel),
zin portreit laoten maken (L282p Achel)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)] || Zijn portret laten maken (bij de\0fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|