e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaarsendomper kaarsendomper: keͅrsəndoͅmpər (Achel) kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] III-2-1
kaarsendover domper: domper (Achel) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3
kaarsenpit wiek: wiek (Achel) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaarten (ww.) kaarten: /  koarten (Achel), Sub knabke: Koarten we vur e knepke-n-de-n-overslaag?  koarten (Achel) / [SND (2006)] || [Kaarten]. III-3-2
kaarten voor geld tuisen: B.v. Willen we nog es toesen mèi de koart(en)?  toesən (Achel) Tuisen: 2. spelen, inz. met een inzet. III-3-2
kaas kaas: kéés (Achel) kaas [RND] III-2-3
kaatsen ketsen: 1:kaatsen - 2 in vuur ketsen (ne vuurketser) - 3 langs de straat ketsen - 4 afschampen: afketsen (biljart) - 5 verloving afbreken: afketsen - 6 een voorstel doen afketsen  ketsen (Achel), met den bal kaatsen  ketsen (Achel) Kent u het werkwoord kaatsen (met de bal)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
kaf kaf: kāf (Achel), vlezels: vlēzǝls (Achel), vlimmen: vlęmǝ (Achel) In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31] I-4
kafbewaarplaats kafhok: kafhǫk (Achel), kāfhǫk (Achel), kafhol: kāfhōl (Achel) De plaats waar het kaf bewaard wordt. Meestal is dit een aparte ruimte of een afgeschoten deel van een ruimte, zodat het kaf niet zo snel wegwaait. Vrijwel altijd gaat het om een deel van de schuur. In K 316 bewaart men het kaf buiten, in L 413 en Q 97 in een hoek van de dorsvloer. In sommige plaatsen vult men een kuil tot aan de rand met kaf (zo ook kafgat voor Q 7). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zolder) het lemma "graanzolder" (3.4.11). [N 5A, 72c; N 14, 46; monogr.] I-6
kakelen kakelen: køkǝlǝn (Achel), kākǝlǝn (Achel) Geluid voortbrengen, gezegd van een kip. Dit lemma is onderverdeeld in geluiden die de kip maakt: (1) voordat ze een ei gaat leggen; (2) nadat ze een ei gelegd heeft. [N 19, 46; L 34, 12; L 34, 13; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-12