e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwaal kwaal: kwaal (Achel), kwoal (Achel) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)] III-1-2
kwaken kwaken: kwaken (Achel, ... ), kwakken: kwakǝ (Achel) Het geluid dat de koninginnen maken net vóór ze uit de cel komen. Waarschijnlijk luistert de jonge, nog niet uitgelopen moer, of zij antwoord van een mogelijke mededingster krijgt op dit gekwaak. Als dit niet het geval is, kan ze de moercel verlaten. [N 63, 32a; N 63, 33a; Ge 37, 43] || Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b] I-12, II-6
kwakzalver kwakzalver: kwakzalver (Achel, ... ) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)] III-1-2
kwartel kwartel: kwartəl (Achel) kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartelkoning kwartel: kwartəl (Achel) kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)] III-4-1
kweek puinen: pø̜̄nǝ (Achel), p˙ø̜i̯nǝn (Achel), ook in L 286, Hamont  puenen (Achel) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || grassoort met lange, taaie wortels (Triticum repens) I-5, III-4-3
kwezel kwezel: voor een vrouw  kwezel (Achel), schijnheilige: voor een man  schienheilige (Achel) Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)] III-3-3
kwezelachtig kwezelachtig: kwezelechtig (Achel) Kwezelachtig. [N 96B (1989)] III-3-3
kwijl zever: zever (Achel), zieëver (Achel) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)] III-1-1
kwitantie kwitantie: ps. omgespeld volgens IPA.  kwitānsi (Achel) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1