e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode aalbes rode sint-jansberen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  roode sint-jansbeer (Achel), sint-jansberen: sintjansbere (Achel) aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
rode bosmier rode muurzeik: roei morzeik (Achel) rode bosmier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)] III-4-2
rode klaver rode klaver: rūǝi̯ǝ [klaver] (Achel) Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
rode koe rode: ruu̯ǝi̯ǝ (Achel) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124] I-11
rode koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Achel) [N 3A, 125a] I-11
rode kool rode kool: roeie kuel (Achel), roeië kuuël (Achel), rŭjə kūəl (Achel) rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 2c (1963)], [ZND 34 (1940)] I-7, III-2-3
roek kraai: cf vr. 077, kraai  krēͅi̯ (Achel) roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de kip tsjuuk, tsjuuk: tšyk, tšyk (Achel) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor een big kuus, kuus, kuus: kys, kys, kys (Achel) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken tsjiep, tsjiep: tšip, tšip (Achel) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12