e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speldenkussen speldenkussentje: spɛlǝkøskǝ (Achel) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelletje spelletje: spulleke (Achel) het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)] III-3-2
spenen van het paard zetten: van t pē̜rt zętǝn (Achel) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperma zaad: zoad (Achel) Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)] III-1-1
sperwer klamper: onderscheid sperwer/havik onbekend  klampər (Achel), sperwer: naast klamper  speͅrwər (Achel) sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1
spie spie/spij: spī (Achel) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spier spier: spīr (Achel) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spiertje trekken spiertje trekken: spierke trekken (Achel) loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)] III-3-2
spijkerbroek spijkerboks: spijkerboks (Achel) Spijkerbroek [spijkerbroek, -boks, jeansbroek, jeans] [N 114 (2002)] III-1-3
spijkerjas jeansjasje: jeansjeske (Achel) Spijkerjasje [spijkerjas, jeansjas, jek] [N 114 (2002)] III-1-3