19491 |
zolderkamer |
zolderkamertje:
zoͅldərkeͅmərkə (L282p Achel)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
omzomen:
ømzȳjmǝn (L282p Achel)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
28546 |
zomerdracht |
zomerdracht:
zomerdracht (L282p Achel)
|
De periode van de zomer waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50b is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in de zomer honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. In de zomer vliegen de bijen op de dan bloeiende vruchtbomen, heesters, zomerbloemen, lindebomen, de vuilboom, klaversoorten, acacia, boekweit, bramen, kastanjebomen, korenbloemen, herik, liguster, weidebloemen, zonnebloemen, asperges, reseda en serradelle. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50b]
II-6
|
28643 |
zomerhoning |
zomerhoning:
zomerhoning (L282p Achel)
|
Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.]
II-6
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zōmərklIər (L282p Achel)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23765 |
zon- en feestdagen |
zon- en feestdagen:
zon en féstdagen (L282p Achel)
|
Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23933 |
zondag |
zondag:
zonnig (L282p Achel)
|
De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23934 |
zondag houden |
zondag houden:
zonnig haawen (L282p Achel)
|
De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23534 |
zondagmissaal |
zondagmissaal:
zonnigmissaal (L282p Achel)
|
Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
soͅnəgse klīər (L282p Achel)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|