e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de zeug naar de beer brengen drijven: dri.vǝ (Achel) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
de zoom afspelden afspelden: āfspɛlǝn (Achel) De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW] II-7
definitieve band reep: rīǝp (Achel) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
dekbare vaars leidvaars: lɛi̯vɛǝrs (Achel), stiervaars: stīrvɛǝrs (Achel) Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21] I-11
deken deken: deken (Achel) Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] III-3-3
dekenaat dekenaat (<fr.): decenaat (Achel) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
dekken dekken: dē̜.kǝ (Achel), dękǝn (Achel), springen: spręŋǝ (Achel), sprɛŋǝn (Achel) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12
deklatten daklatten: daklatǝ (Achel) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel van de metalen gierton dek: dęk (Achel), slot: slō.t (Achel) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1
deksel van een doodskist scheel: schèel (Achel) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 115 (2003)] III-2-2