e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondiep dreeg: drę̄x (Afferden) De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.] I-1
ondiep poten dreeg: drɛx (Afferden) Vergelijk ook de lemmaɛs Ondiep en Ondiep Ploegen in aflevering I.1, p. 85-87. Het materiaal van dit lemma kan worden beschouwd als een aanvulling op dat van aflevering 1. Daar er in de eerste aflevering geen kaarten zijn opgenomen, is hier in kaart 14 ook het materiaal van de genoemde lemma¯s toegevoegd, zodat een algemene kaart Ondiep kon worden getekend. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [A 20, 1a] I-5
oneven, niet door twee deelbaar enkeld: Opm. v.d. invuller: hier kennen we wel dit woord, wat enkel betekent.  eenkelt (Afferden) oneven [DC 31 (1959)] III-4-4
ongeordende hoeveelheid, chaos boel: boel (Afferden) boel [SGV (1914)] III-4-4
onkruid, algemeen drek: drɛk (Afferden), onkruid: onkryt (Afferden) De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.] I-5
onnozel persoon uilskuiken: ülsküke (Afferden) uilskuiken [SGV (1914)] III-1-4
onnozele-kinderendag allerkinderen: allerkiender (Afferden) Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)] III-3-2
onpaar onpaar: ŏŏnpaar (Afferden) onpaar [SGV (1914)] III-3-2
onrijp groen: gruun appele ête (Afferden) fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] III-2-3
onrijp, onvolgroeid groen: gruun (Afferden), onrijp: ŏŏnriep (Afferden) onrijp [SGV (1914)] I-7