e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oom oom: oeme (Afferden), geen verschillende woorden  oome (Afferden) oom [SGV (1914)] || oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2
oorveeg oorveeg: oervieg (Afferden, ... ) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] III-1-2
op bedevaart gaan op bedevaart gaan: op baevert gaon (Afferden) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
op de loop gaan op de loop gaan: op de luuëp goan (Afferden) op de loop gaan [SGV (1914)] III-1-2
op de schouder zitten paardje rijden: perdje reije (Afferden) rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-2
op de tenen lopen tenen treden: teen trèje (Afferden) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op een sukkeldrafje lopen op een schokje: ǫp ǝ sxø̜kskǝ (Afferden), op een schokje lopen: op n schökske loope (Afferden) [N 8, 81a, 81d en 83]lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)] I-9, III-1-2
op hol slaan dertussenuit gaan: dǝrtøsǝnȳt gǭn (Afferden), op hol slaan: ǫp hǫl slǭn (Afferden) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
op rijen zetten bijeenharken: bīęnhęrkǝ (Afferden) Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3
op stelten lopen op stelten lopen: op stelle loeëpe (Afferden) stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2