e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringrijden, ringsteken ringsteken: ringstêke (Afferden) ringsteken [SGV (1914)] III-3-2
riool riool: riool (Afferden) riool [SGV (1914)] III-3-1
rit rit: rit (Afferden) rit [SGV (1914)] III-3-1
ritselen ritselen: ritsele (Afferden) ritselen [SGV (1914)] III-4-4
rochelen rochelen: rochele (Afferden, ... ) rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode aalbes miemer: mimer (Afferden) aalbes [SGV (1914)] I-7
rode biet kroot: krōǝt (Afferden) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
roek roek: roeke (mv.) (Afferden) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend wiele, wiele, wiele: wilǝ, wilǝ, wilǝ (Afferden) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans wiele, wiele, wiele: wilǝ, wilǝ, wilǝ (Afferden) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12