33610 |
erf |
erf:
ɛ̄rəf (L191p Afferden)
|
I-7
|
18047 |
etter |
etter:
ètter (L191p Afferden)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
24143 |
europese kanarie |
wegenwachter:
wegenwachter (L191p Afferden)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24144 |
fazant |
berkhen:
berkhen (L191p Afferden)
|
fazant
III-4-1
|
20525 |
flensje |
koekje:
kükske (L191p Afferden)
|
flensje [SGV (1914)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
mips:
mipsch (L191p Afferden)
|
geepsch (kwipsch) [SGV (1914)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
flikflojje (L191p Afferden)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L191p Afferden)
|
fluim [SGV (1914)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispele (L191p Afferden)
|
lispelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
fluweel:
flywiǝl (L191p Afferden),
sameet:
zamɛt (L191p Afferden)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|