e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

Gevonden: 1858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klein van gestalte klein: klèèn (Afferden) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
kleindochter kleindochter: kleêndochter (Afferden) kleindochter [DC 05 (1937)] III-2-2
kleine boerderij keut: kǭt (Afferden), keuterij: kø̄tǝrii̯ (Afferden), klein boerderijtje: klɛn burdǝrēi̯kǝ (Afferden) Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
kleingeld kleingeld: kleingeld (Afferden) kleingeld [SGV (1914)] III-3-1
kleinkinderen kleinkind: kleinkiend (Afferden), kleinkinder: klaenkiender (Afferden) kleinkind [SGV (1914)] || kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinzoon kleinzoon: kleênzoon (Afferden) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
klepel klepel: klêpel (Afferden) klepel [SGV (1914)] III-3-3
kletsen [snateren] snetteren: snettere (Afferden) snateren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zeveren] zeveren: zeivere (Afferden) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zwetsen] zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetse (Afferden) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1