23216 |
koor |
koor:
het koor van de kerk (P120p Alken)
|
Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
koͅtsə (P120p Alken),
kuts (P120p Alken)
|
hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [RND]
III-1-2
|
33806 |
koot |
boelee:
bu`lę (P120p Alken),
koot:
kő̜u̯t (P120p Alken)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (P120p Alken)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
26424 |
kop van het staakijzer |
kop:
kǫp (P120p Alken)
|
Het uiteinde van het staakijzer in watermolens. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in A. de vierkante kop van het staakijzer die bij het vast werk past in het gat van de viertakrijn, en B. de bolvormige, van een gleuf voorziene kop van het staakijzer die bij het balanceerwerk past in de (tweetak)rijn. In de gleuf van de kop bevindt zich daartoe een punt die in een holte aan de onderzijde van de rijn valt. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerwerkɛ.' [Vds 133; Vds 137; Jan 126; Coe 104; Grof 122]
II-3
|
25412 |
kop verwijderen |
afkappen:
afkappen (P120p Alken)
|
Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.]
II-1
|
33137 |
kopdorser |
kopdorser:
kǫp˱dǫsǝr (P120p Alken)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
19582 |
kopje |
jatte (fr.):
djats (P120p Alken, ...
P120p Alken),
jatte-tje:
djatsə (P120p Alken),
djetskə (P120p Alken),
tas:
tās (P120p Alken),
tasje:
tɛskə (P120p Alken)
|
een kopje met een schoteltje [ZND 34 (1940)] || kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
21944 |
koppel |
paar:
pǫǝr (P120p Alken)
|
De twee bij elkaar horende molenstenen. [N O, 17b; Jan 118; Coe 95; Grof 113; N D, 5]
II-3
|