e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Alken) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrbə’nōͅt (Alken), kotelet: kotəleͅtə (Alken) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud zetten koud zetten: kāt zetǝ (Alken) Een volk dat te groot is, zet men op een plaats waar eerst geen korf stond. Hierdoor wil men het laten afvliegen, d.w.z. de vliegbijen laten weggaan. [N 63, 94a] II-6
koudsmid koudsmid: kasmēt (Alken) Smid of werkman in smederijen die metaal in koude toestand met vijl, beitel, hamer, boor, schraper, draadsnijwerktuigen, draaibank, etc., bewerkt. Zie ook het lemma "bankwerker" in WLD II. 5, pag. 46 en de toelichtingen bij de lemmata "koperslager" en "blikslager". [monogr.] II-11
koudvuur koudvuur: koud vuur (Alken) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)] III-1-2
kous: algemeen kous: koos (Alken, ... ), kōͅs (Alken) kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kousenwol wol: wōͅl (Alken) hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Alken) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraag kraag: kraog (Alken) kraag [ZND 28 (1938)] III-1-3
kraaltjes pareltjes: pja:lkəs (Alken) kraaltjes [RND] III-3-2