e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mosterd mosterd: mostert (Alken) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3
mot motpiele: ook in ZND 31, 038  motpiele (Alken) mot [ZND 01 (1922)] III-4-2
motor moteur: motø͂ͅr (Alken) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen niffel: niffəl (Alken) stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen niffelen: `t niffəlt (Alken) stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mout mout: māt (Alken) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouter mouter: mātǝr (Alken) De persoon die het brouwgraan tot mout verwerkt. In de grotere bedrijven ook de persoon die toezicht houdt over het moutpersoneel (Claessen, p. 3. 2). In L 210 en L 294 kent men geen aparte mouter, daar wordt het mouten door de brouwer zelf gedaan. [N 35, 24; monogr.] II-2
mouterij mouterij: mātǝrę̄j (Alken) Het gedeelte van de brouwerij of het bedrijf waar alle bewerkingen van het mouten plaatsvinden. [N 35, 23; monogr.] II-2
moutmand mand: (mv.)  mānǝ (Alken) De mand waarmee het mout in de mouterij wordt vervoerd. De mand is soms van wieltjes (L 318) en een lier (L 210, L 331) voorzien waardoor het transport wordt vergemakkelijkt. Een "witsen mand" (L 377) kan ongeveer 30 kg. mout bevatten. [N35, 25] II-2
moutmeel maalsel: mǭǝlsǝl (Alken) Het gemalen mout. [N 35, 21; monogr.] II-2