e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peterselie petersel: pei̯tərsel (Alken), peͅitərsel (Alken) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] I-7
peul peul: puəl (Alken), sluiter: sloeters (Alken) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)] III-2-3
peul, dop (znw) dolster: doͅlstər (Alken), peul: puəl (Alken), slooster: sloester (Alken) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: puələ (Alken, ... ) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulvruchten doppen peulen: poeële (Alken) erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
pezen pezen: pezen (Alken) [N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.] II-1
pezerik pezerik: pīzǝrik (Alken), prik: piŋk (Alken) De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.] II-1
piekeren speculeren: hiə zat duə altet te spikəliərə (Alken) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
pijl pijl: pèl (Alken) de dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht] [N 112 (2006)] III-3-2
pijn pijn: pain (Alken), pɛ:in (Alken) pijn [RND] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2