e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijnholte rijnkot: ręǝnkuǝt (Alken) De uitholling aan de onderzijde van de (tweetaks)rijn waarin (bij balanceerwerk) de punt in de kop van het staakijzer past. [Vds 141; Grof 123] II-3
rijntakken armen: ɛrǝm (Alken) De twee of vier uitstekende armen van de rijn die in de bovenste steen zijn ingewerkt. Zie ook afb. 80. Het woorddeel ørijnŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛrijnɛ.' [N O, 15b; N D, 19; Vds 131; Jan 123; Coe 101; Grof 121; A 42A, 20] II-3
rijp rijp: réép (Alken) rijp [RND] III-2-3
rijshout, bonenstaak boonstaak: boinstaik (Alken), erwtrijs: ɛjətrēͅzə (Alken) [ZND 23 (1937)]Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)] I-7
rijzadel rijzadel: rē̜ǝ.zǭǝl (Alken) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10
rijzen, uit de aren vallen rijzen: rē̜zǝ (Alken) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
rimpels rimpels: rempələ (Alken) rimpels (in het gezicht) [ZND 41 (1943)] III-1-1
ring ring: rɛjŋk (Alken) De ruimte tussen de molenstenen en de steenkuip, waar het meel bij het malen neervalt. [Grof 174] II-3
ringbaard baard: baard (Alken) Ringbaard: korte baard die als ring om het gezicht loopt [N 106 (2001)] III-1-1
ringen vingeren: veŋǝrǝ (Alken) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12